Door Mark Snijder
Hoe kunnen we in het jeugddomein leren van de kennis en ervaring die in de praktijk wordt opgedaan? Voor mij is dit een van de lastigste én meest interessante rode draden door mijn werk van de afgelopen tien jaar. In mijn eigen zoektocht naar een antwoord op die vraag kwam ik uiteindelijk uit bij methoden van narratief (verhalend) en participatief onderzoek. Ik kwam in aanraking met Sprockler, een methodiek die het mogelijk maakt om in grote aantallen ervaringsverhalen van verschillende groepen mensen gezamenlijk patronen te ontrafelen. Dáár zit iets in, dacht ik, als we daadwerkelijk willen leren van wat er in de praktijk gebeurt. Inmiddels heb ik er een aantal keren mee gewerkt, met mooie opbrengsten. In het kader van leren van de ervaringen van anderen: dit zijn de vijf inzichten die mij op dit spoor brachten.
1. Impact zit in verhalen (storytelling)
In de jaren waarin ik werkte voor een Europees jongerenprogramma (een van de voorlopers van het huidige Erasmus+), kreeg ik vaak de vraag: wat levert een half jaar vrijwilligerswerk in het buitenland nou op voor jongeren? Voor mij was dat wel duidelijk. Ik zag die jongeren en praatte met ze, en met hun begeleiders. Ik hoorde hoe zelfverzekerd ze waren geworden, wat ze hadden geleerd in het buitenland en hoe zo’n internationale ervaring soms hun leven had veranderd. Maar vertaal dat maar eens naar harde cijfers over impact en outcome… Die impact zat in de ervaringen van de jongeren, in hun verhalen. Als je dus meer wilt weten over impact, moet je eerst en vooral luisteren naar die verhalen.
2. Cijfers zijn mooi, maar vertellen niet het hele verhaal
De kracht van een getal is soms groot. Zo wordt rondom kindermishandeling al jaren het getal van 119.000 genoemd: ieder jaar worden 119.000 kinderen slachtoffer van kindermishandeling. Dat is in iedere schoolklas één kind. Zo’n getal drukt ons met de neus op de feiten en wakkert urgentiegevoel aan. We moeten er nu echt iets aan doen! Maar de keerzijde is dat zo’n getal maar beperkte informatie geeft. Want wie zijn die 119.000 kinderen? En wat maken zij precies mee? Follow the Money liet al eens zien dat het bij dit getal vooral gaat om emotionele verwaarlozing, en slechts in kleine mate over fysieke mishandeling. Dat maakt het probleem niet minder urgent, maar maakt wel uit voor de oplossingen die we moeten zoeken. Cijfers versimpelen een realiteit die veel complexer is, en bieden daarmee onvoldoende handelingsperspectief: aanknopingspunten om daadwerkelijk iets te gaan doen.
3. Best practices zijn veel meer dan alleen een inspiratiebron
In de afgelopen jaren heb ik talloze ‘best practices’ in het jeugddomein beschreven. Professionals, beleidsmakers en bestuurders vertelden me waarom hun aanpak in hun regio werkt, wat er ingewikkeld is en welke lessen zij hebben geleerd. Waardevolle kennis en ervaring rechtstreeks uit de praktijk. Maar vaak belandden deze best practices in (online) publicaties, die vooral ’ter inspiratie’ werden verspreid. Ik vind dat zonde. Praktijkervaring is immers een uitzonderlijke bron van kennis, en daarmee veel meer dan alleen een inspiratiebron.
4. Mensen actief betrekken leidt tot betere inzichten
Bij het beschrijven van praktijkervaringen voegde ik daarom steeds vaker een laag toe: wat zijn in dit verhaal de werkzame elementen waar ook anderen iets van kunnen leren? Bij interviews plaatste ik een kader met de belangrijkste ‘inzichten en aanbevelingen’. Steeds vaker vraag ik aan de mensen die ik interview om zelf de belangrijkste lessen uit hun verhaal te formuleren. Wat wil jij aan anderen meegeven? Dat leidt tot aanbevelingen die nog beter aansluiten bij de realiteit van jongeren, gezinnen en professionals. Dat is de les die ik heb geleerd: vraag mensen niet alleen naar hun ervaring, maar betrek ze ook bij het formuleren van de inzichten en aanbevelingen uit die ervaringen.
5. Meer verhalen bieden meer houvast
Een paar jaar geleden werkte ik aan een serie diepteinterviews met een gezin dat veel ellende had meegemaakt en met een aantal betrokken hulpverleners. Het doel was om van hun ervaringen te leren en zo de hulp aan gezinnen met complexe problematiek te verbeteren. Samen met het gezin en de hulpverleners analyseerden we de opbrengsten van de interviews. Dat leverde rijke en waardevolle inzichten op. Maar, dit ging over één gezin, één casus. Later combineerden we deze inzichten met de opbrengsten van andere interviews, en toen begonnen we patronen te zien. Dat gaf ons houvast en onderbouwing om lessen te trekken die de ervaringen in die ene casus overstijgen. Kwantiteit heeft dus ook waarde: een groter aantal verhalen geeft meer richting aan de lessen die we eruit kunnen leren.
Deze vijf inzichten hebben mij op het spoor gezet van narratief en participatief onderzoek. Tegelijkertijd vraag ik me af: welke andere inzichten zou ik ook moeten kennen?